2007 tibet, china , rusland, mongolie - deel 2 - Reisverslag uit Peking, China van Roel en Eugenie - WaarBenJij.nu 2007 tibet, china , rusland, mongolie - deel 2 - Reisverslag uit Peking, China van Roel en Eugenie - WaarBenJij.nu

2007 tibet, china , rusland, mongolie - deel 2

Door: roeleneugenie

Blijf op de hoogte en volg Roel en Eugenie

17 November 2011 | China, Peking

We hadden een Landcruiser gehuurd om in alle rust wat meer van Tibet te kunnen zien. Met het openbaar vervoer had dat ook gekund – en vele malen goedkoper -, maar vanuit de gedachte dat we hier wellicht maar een keer in ons leven komen besloten we onze budgetinstelling even te laten varen en 4500 Yuan neer te tellen voor vier dagen Landcruiser met chauffeur. In de wetenschap dat we tot nu toe ver binnen het budget zijn gebleven dat we ons maximaal hadden gesteld en met gebruikmaking van het geld dat we van Tiara Tours hadden teruggekregen voor de Gobi Tour kon het er ook makkelijk af. En het was zeker het geld waard. We reden eerst naar Yamdrok Tso, een meer op 4488 meter hoogte gelegen. Vanaf de 4794 meter hoge Kamba-la Pas had je een mooi uitzicht op het azuurblauwe water van het meer. Het was er wel erg druk met Landcruisers en toerbussen. Yaks om met het meer op de achtergrond te poseren ontbraken er dan ook niet. En ja, ook wij konden de verleiding van een yak-foto en met fraai Tibetaans hoofddeksel op niet weerstaan.
Vervolgens bezochten we het Pelkhor Chode klooster in Gyantse en het al eerder gememoreerde Tahilhunpo klooster in Shigatse. Na de drukke kloosters in Lhasa waren deze kloosters een oase van rust met een veel kleiner aantal pelgrims. Het Pelkhor Chode klooster staat vooral bekend om de grootste chorten (Tibetaanse stoepa) van Tibet. Op vier verdiepingen waren talloze kappelletjes waar pelgrims al speedbiddend doorheen snelden.
Het klooster in Shigatse (de tweede stad van Tibet) was echt een dorp in de stad. Langs de 1,5km lange khora (pelgrimronde rond een klooster of tempel) slingerden zich duizenden gebedsmolens door de omringende heuvels.
Tot slot gingen we over een prachtige, deels onverharde route door de bergen naar Nam Tso, op bijna 4800 meter hoogte het hoogst gelegen zoutmeer ter wereld. Daarvoor moesten we onder meer een 5190 meter hoge pas over, het hoogste punt van onze reis en een van de hoogste passen in Tibet. De enorme hoogte doet het water van het meter turkooise kleuren. De enorme hoogte zorgde er ook voor dat we in onze overnachtingstent een doorwaakte nacht doormaakten. De koude en harde wind bleek nog wel te trotseren, maar door de ijle lucht en het zware dekbed dat ons warm moest houden hadden onze longen de nodige moeite voldoende zuurstof binnen te krijgen.
Nu we weer terug zijn in Lhasa voelt 3700 meter hoogte bijna als normaal aan. Gisteren zijn we langsgeweest bij ‘Braille without borders’, een internaat gestart door een Duits-Nederlands stel waar veertig blinde kinderen wonen en onderwijs krijgen op weg naar een betere toekomst. Verder besteedden we onze laatste twee dagen in Lhasa vooral aan souvenirs kopen. De khora rond de Jokhang tempel is daarvoor de aangewezen plek. De hele khora is tegelijk souvenirsmarkt. Souvenirs kopen is hier nog een hele klus. Het aanbod is enorm – maar veel troep en vaak veel van hetzelfde – en de beginprijzen liggen aanzienlijk hoger dan in China. Dat vraagt het nodige van de onderhandelingsvaardigheden. Het meeste succes hadden we met de aanschaf van een grote Tibetaanse hoorn. De vraagprijs was 1500 Yuan (er werd 15000 ingetikt op de rekenmachine, maar we nemen aan dat dit een tikfout was) en kregen het ding na twee onderhandelingsronden mee voor 360 Yuan. Roel als kwade weglopende echtgenoot die niets van de aankoop wil weten (Eugenie: ‘husband says no’) blijkt een goede manier om de prijs snel omlaag te krijgen.
Het zal duidelijk zijn dat we enthousiast zijn over Tibet. Toch willen we tot slot ook een puntje van kritiek leveren: dit betreft de (persoonlijke) hygiene. Hoe geweldig karakteristiek de Tibetanen ook zijn, er kleeft vaak wel een geurtje aan. We denken te weten hoe dat komt: in de twee hotels waar we in Lhasa hebben overnacht wil men graag onze was doen, met uitsluiting van sokken en ondergoed… Rare jongens die Tibetanen. Daarnaast behoren de openbare toiletten hier tot de goorste die we ooit zijn tegengekomen. Je ruikt ze eerder dan je ze ziet. De hurktoileten zijn meestal gesitueerd in open hokjes zonder deuren waarbij alle bagger verdwijnt in een gleuf die nooit wordt schoongemaakt. En dan – in tegenstelling tot in China – durven ze dan meestal ook nog 1 of 2 Yuan te vragen voor het gebruik ervan… Nogmaals: rare jongens die Tibetanen.
Morgen pakken we de trein naar Chengdu via de vermaarde en omstreden Tibet-Qinghai Spoorlijn. Zo moeilijk als het was om treinkaartjes van Beijing naar Lhasa te boeken zo eenvoudig was het in omgekeerde richting. Dat heeft veel te maken met het feit dat de zogeheten Gouden Week hier voorbij is. Tijdens deze week die op 1 oktober (de Dag van de Republiek, een soort onafhankelijksheidsdag) begint, heeft een groot deel van China vrij. Liefst 360 miljoen Chinezen waren de afgelopen week op pad, een record. Ook hier in Lhasa wemelde het van de Chinezen (die gezien hun kleding verwachten op een koude expeditie te gaan). Zij zijn inmiddels verdwenen en wij gaan hun achterna, terug naar China.
Groetjes, Eugenie en Roel (met excuses voor het lange verhaal)


Opzij, opzij, opzij, 23 October 2007
maak plaats, maak plaats, maak plaats. Wij hebben ongelooflijke haast. Herman van Veen had toen hij zijn bekendste songtekst schreef wellicht China in gedachten. De Chinees kent namelijk maar een weg: zijn/haar weg. En die is bij voorkeur rechtdoor. Dat merk je in het verkeer (voorrang verlenen behoort niet tot de basisvaardigheden) en ondervind je wanneer je trein, bus of vliegtuig wilt in/uitstappen. Het is dan altijd dringen geblazen. Dat je in de meeste gevallen over een plaatsreservering beschikt maakt daarbij voor de Chinees niet uit. Hij wil zo snel mogelijk op z’n plaats zitten, ook al duurt het daarna nog een half uur voordat de trein vertrekt of komt de volgende bus een minuut later. In het begin bleven we daar laconiek onder, maar als je zoals wij de afgelopen twee weken veel onderweg bent gaat dat toch wel irriteren. Maar we hebben bijgeleerd. We incasseren niet alleen maar delen inmiddels ook flink uit (een grote rugzak is dan een geducht wapen) en zijn zodoende heelhuids in het zuiden van China beland.
Dit neemt niet weg dat een cursus sociaal gedrag volgens ons best deel uit zou mogen maken van het schoolcurriculum (dan kunnen de kinderen de ouders vervolgens opvoeden). Tot de vaste onderdelen mogen van ons behoren: niet (voor te) dringen en duwen in het algemeen en bij het betreden van welke vorm van transport dan ook in het bijzonder; niet zo hard te schreeuwen in de dagelijkse conversatie; niet op de grond te spugen in openbare gelegenheden (restaurant, bus trein, etc.); niet te roken in openbare gelegenheden (zie hierboven en zeker niet als er een rookverbod geldt); en niet met open mond te smakken tijdens het eten. Dit curriculum is voor uitbreiding vatbaar.
Maar afijn, we hebben dus veel kilometers gemaakt te beginnen met de Tibet-Express van Lhasa naar Chengdu (met een onverwachte overstap in Xining). Dat betekende 45 uur in de trein waarbij we de eerste dag nog volop konden genieten van het Tibetaanse plateau. We reden steeds op 4500-5000 meter hoogte en passeerden daarbij het hoogste treinstation ter wereld (5072 meter). Na Xining werd het landschap gedomineerd door een door rivieren uitgeslepen landschap. In dit noordelijk deel van China kondigde de winter zich al even aan. Toen we op dag twee ‘s ochtends de gordijnen van onze coupe openden was alles wit: sneeuw! Brrrr. In Chengdu was het ook niet echt warm. De ‘echte’ NorthFace en Columbia winterjassen die we in een impuls op het laatste moment in Lhasa hadden gekocht (voor iets meer dan 25 euro per jas konden we het niet laten) kwamen meteen van pas.
De belangrijkste reden om naar Chengdu (4 miljoen inwoners) te gaan vormde het Giant Panda Breeding Research centrum waar we panda’s in levende lijve konden aanschouwen. De panda’s waren echt schattig en lieten zien waar ze het best in zijn: low aerobics stoeien, bamboe eten en vooral luieren. Tevens hebben we vanuit Chengdu een bezoek gebracht aan Leshan (130 km met de bus), de woonplaats van het grootste boeddhabeeld ter wereld. Enkele cijfers: hij is 71 meter hoog, de oren zijn 7 meter lang en de voeten hebben een lengte van 8,5 meter. Geen kleine jongen dus. Hij trok dan ook veel bekijks. Het kostte ons 1.20 uur om de trappen langs het boeddhabeeld te bereiken en vervolgens af te dalen (en maar dringen die Chinezen). Toen we een uur later het beeld vanaf het water bewonderden was de meute mysterieus opgelost…. De ‘scenic area’ rondom het beeld, met verschillende andere boeddhabeelden in de rotsen en grotten uitgehouwen, was gelukkig minder druk en volgens ons minstens zo bezienswaardig.
Omdat we weinig zin hadden om vervolgens in Chengdu weer tempels te gaan bekijken hebben we hier nog wat geshopt. Vooral Roel begint met het brede aanbod van betaalbare sportkleding – met om de honderd meter vestigingen van Nike, Adidas, hun Chinese tegenhanger Li Ning (soms wel vijf per merk in een winkelstraat, Chinese winkelstraten zijn het stadium van de in Nederland zo verfoeide ‘verblokkering’ reeds lang voorbij) en in mindere mate van andere merken – trekjes van een shopaholic te vertonen. Eugenie komt wat minder aan haar trekken omdat de meeste vrouwenkleding niet geschikt is voor Westerse framepjes (maat XL in China is M in Nederland). Weekendshoppen is trouwens niet zo handig: de enorme mensenmassa’s in Chengdu werden Eugenie een beetje teveel.
Vervolgens vertrokken we richting Chongqing, met 17 miljoen inwoners en een zee van torenflats (in aanbouw) de snelst groeiende en snelst veranderende stad van China. De skyline moet bij helder weer imposant zijn, maar ja, het is ook een van de natste steden van China…. Opvallend was het ontbreken van fietsers, te danken aan de soms steile heuvels waarop de stad is gebouwd. De enige reden om naar Chongqing te gaan was om hier in te schepen voor een cruise over de Yangtzi, de op twee na langste rivier ter wereld. We hadden een van de vier eersteklas cabines op een Chinees cruiseschip geboekt (af en toe moet je je een beetje van het plebs kunnen distantieren….). Ondanks deze luxe optie waren we toch nog altijd minstens de helft goedkoper uit dan op een van de Europes e cruiseschepen op de rivier.
Het cruisen was wel relaxed, maar weinig opwindend. Ondanks de voortdurende mist was wel te zien dat het landschap erg mooi was (alleen komt dat op de foto’s niet tot uiting), wat zeker geldt voor de drie kloven, de drie kleinere kloven (waarvoor we op kleinere boten overstapten) en de drie mini-kloven (waarvoor naar nog kleinere boten moesten worden gewisseld). We hadden ook een uitstapje geboekt naar de geestenstad Fengdu. Daarvoor moesten we al om 6.30 uur ons bedje uit. We hadden beter kunnen blijven liggen. De weliswaar fantasierijke gruwelvoorstellingen van de hel waren eerder lachwekkend dan interessant. Chinezen bleken er echter wel van onder de indruk. Maar ja, tempels bezoeken vormt dan ook een nationale obsessie (dringen, dringen, dringen…, ook om van de boot af te komen. En dan weer wachten tot iedereen van de groep present is….).
De vier nachten en drie dagen cruisen over de Jangtzi werd afgesloten met een bezoek aan de Driekloven Dam, het grootste Chinese infrastructurele bouwwerk sinds de Chinese Muur. De dam kwam vorig jaar gereed, maar al in de jaren ervoor was het waterpeil al flink omhoog gebracht, zo’n 154 meter boven het oorspronkelijke peil. Langs de oevers waren regelmatig markeringspunten aangebracht om te laten zien hoe hoog het water zal komen: 175 meter. De dam was de hoge toegangsprijs verre van waard. Je kon zien dat ie groot was (185 meter hoog en 2 km breed), maar dat was het dan ook. Men zal waarschijnlijk de hoge kosten willen terugverdienen: de dam werd uiteindelijk drie keer duurder dan begroot….
Na de cruise konden we weer een bijzondere China-ervaring aan deze trip toevoegen: hardseats reizen met de trein van Yichang naar Jishou (in de provincie Hunan). We hadden geen plaatsreservering, dus stortten we ons in de melee om een plaatsje in de al overvolle trein te bemachtigen. Voor de meeste mensen zonder plaatsreservering had de rush richting trein weinig zin: alle plaatsen waren al gereserveerd. Ons werd staan gelukkig bespaard omdat de eigenaren van de plaatsnummers die wij hadden ingenomen ons hun plaatsen gunden. Hoewel we niet hoefden te staan, werd het toch een helse rit. Het was alsof we zeven uur lang zaten opgesloten in een klaslokaal tjokvol opgewonden kleuters (volgens Eugenie is deze omschrijving een understatement). Het was een enorme teringherrie en een rotzooi dat ze er van maakten. Het afval dat niet uit het raam werd gekieperd belandde op de vloer. Toen we de trein verlieten leek het treinstel meer op een zwijnenstal.
De beloning was er echter naar. Vanuit de kleine provinciestad Jishou gingen we naar het dorpje Dehang dat gelegen is in een geologisch park en wordt bewoond door de Miao, een van de minderheden in China. Het dorpje zelf was een beetje teveel gepimpt voor het binnenlands toerisme (Chinezen – zo vermoeden wij – waarderen herbouw in oude stijl meer dan authentiek), maar de omgeving was erg mooi: terrassen, buffels en karstbergen die honderden meters de lucht inpriemen domineerden het landschap. We wandelden eerst door een dal en later – na een beklimming van vele honderden traptreden – boven op de toppen van de karstbergen – waar weer nieuwe terrassen begonnen – met fantastische vergezichten. Sommige paden leken hier nauwelijks in gebruik, we kwamen dan ook geen andere toeristen tegen: een noviteit in China.
Een tweede beloning vormde het oude centrum van Fenghuang, vijf kwartier met de bus vanuit Jishou. Fenghuang is een topper voor Chinese toergroepen en bevindt zich net als het veel minder toeristische Dehang in een vergevorderd stadium van herbouw, maar heeft desondanks een zekere sfeer weten te behouden. De grootste trekker van Fenghuang vormen de houten huizen die gebouwd op stelten boven de rivier hangen. De meeste daarvan zijn inmiddels in hotels, restaurantjes en winkeltjes omgetoverd. En er wordt aan de randen druk bijgebouwd/herbouwd. Volgens ons is er nu al sprake van een stevig overaanbod, want zonder problemen wisten we in het centrum onze verreweg goedkoopste overnachting van deze reis te scoren, slechts 60 Yuan (< 6 euro). Het was sowieso een goedkope dag. Het dure entreekaartje voor allerlei sights (oa weer meer tempels) lieten we aan ons voorbij gaan. Er was zo al genoeg te zien (de lokale delicatesse bijvoorbeeld: platgeslagen varkenssnuit).
De toeristische sector in Hunan leek niet echt op Westerse toeristen (die we dan ook nauwelijks hebben gezien) ingericht. Voor het eerst hebben we druk gebruik moeten maken van woordenboek en point-it boekje voor vervoer, onderdak en eten. Dat lukte overigens prima: het stekelvarken zat nog in zijn kooitje voor de deur toen we het restaurant in Fenghuang verlieten en we komen waar we willen zijn. Zo verliep ook het traject Fenghuang-Kunming (waar we nu zitten) zonder problemen: eerst 2,5 uur bussen door een prachtige omgeving met eendenhoeders en hun gevederde gevolg op de weg naar de provinciestad Huaihua en vervolgens met de trein naar Kunming (hardsleeper, we hebben nu alle verschillende klassen een keer gehad).
Hier hadden we eindelijk de tijd om de was te laten doen (we begonnen een ‘geurtje’ te krijgen), de weblog bij te werken (zie hiervoor) en Roels haar te laten knippen. Normaal wordt Roel gekortwiekt door Eugenie, maar de Chinese behandeling beviel hem minstens zo goed: eerst twee keer haar wassen, vervolgens knippen en tot slot nog een keer de haren wassen. We verwachten vervolgens een arbeidsintensieve rekening gepresenteerd te krijgen, maar dat viel mee. De schade bedroeg een schamele 10 Yuan (< 1 euro). Geknipt, geschoren en gewassen trekken we nu Yunnan in. Meer daarover in de volgende blog.
Groetjes, Roel en Eugenie

He, he, eindelijk, 12 November 2007

Zeg dat wel. Het heeft even wat langer geduurd dan gepland, maar daar zijn we dan weer. Een combinatie van geen tijd, het ontbreken van een computer voor langere tijd en 40 uur geen stroom in het gebied waar we waren (en ook een beetje geen zin) zorgde ervoor dat we ruim een week later bloggen dan we van plan waren. De afgelopen drie weken zijn voorbij gevlogen ook al hadden we het reistempo wat teruggeschroefd. Dat was nodig ook, want we beginnen zo langzamerhand toch wel wat vermoeid te raken. Vandaar dat we later deze week drie dagen in een wat luxer onderkomen gaan relaxen voordat we via Hong Kong huiswaarts keren.
We waren de laatste blog gebleven in Kunming van waaruit we een dagtrip maakten naar het Stenen Woud van Shilin, 80 km ten oosten van Kunming. De naam Stenen Woud (Shilin) verwijst naar de bizarre rotspartijen van kalksteen die van een afstand op een bos van stenen pilaren lijken. De entreeprijs voor dit unieke natuurfenomeen was hoog (140 Yuan = 14 Euro), maar wel de moeite waard. We hebben vier uurtjes door het doolhof van rotsen gedwaald, waarbij je buiten de hoofdroutes bijna geen andere mensen tegenkwam.
Vervolgens was het vier uurtjes bussen naar Dali, waar we vooral de omgeving hebben verkend. Dali zelf vonden we minder interessant. Er werd onderscheid gemaakt tussen Nieuw- en Oud-Dali, maar dit laatste was voor een groot deel toch weer ‘nieuw oud gebouwd’. Het was soms meer verfraaid dan het volgens ons ooit echt geweest kan zijn.
Het buitenleven beviel ons beter. Te voet, op de fiets en op de boot hebben we de omgeving verkend. Zo maakten we een wandeling van 11 km op een langs de beboste flanken van het Canshang-gebergte aangelegd pad. Een kabelbaan bracht je op een hoogte van zo’n 2500 meter waarna je bijna zonder hoogteverschillen te overbruggen langs bergkloven, watervallen en riviertjes wandelde met als bonus mooie uitzichten op Dali en het vlakbij gelegen Er Hai meer. Op dit meer maakten we ook een relaxed boottochtje en gingen we vissen met aalscholvers. Deze grappige vogels krijgen een touwtje om de keel zodat ze de vissen die ze opduikelen niet kunnen doorslikken. Wanneer ze een vis hebben gevangen haalt de visser ze uit het water om de vangst binnen te halen. De vogels lieten lieten het allemaal gelaten over zich heenkomen, zo leek het, en doken enthousiast naar vis. Erg hard ging het trouwens niet met de vangst; drie visjes maar, verdeeld over acht aalscholvers, maar leuk was het wel.
De fiets werd ter hand genomen om het batikdorpje Zhoucheng en het dorpje Xizhou, waar net als in Dali veel huizen met de lokale Bai-architectuur te vinden zijn (maar dan authentiek), te bezoeken. Het was nog een flink stukkie fietsen (zo’n 50 km vv) en minder relaxed dan gehoopt. De volgens de Lonely Planet rustige secundaire weg bleek toch behoorlijk druk (misschien omdat het weekend was). Geen echte plattelandsidylle dus. De dorpjes waren echter leuk, met veel vrouwtjes in klederdracht (en dan eens niet omdat dit het goed doet voor het toerisme). Het hoogtepunt van ons bezoek aan Dali was het bezoek aan de maandagmarkt in Shaping. Een kleine, eenvoudige, maar zeer kleurrijke markt, waar de afwezigheid van tourgroepen een echte verademing was. Voor het eerst sinds Tibet sloegen we – na zwaar afdingen – ook weer eens toe op het souvenirfront. Eindelijk was er eens wat anders te koop dan gebruikelijke massaproducten.


__________________________________________________
Van Dali namen we daarna de bus naar Lijiang – 3 uur rijden door een bergachtige omgeving. Dat betekende dat de nachten die toch al behoorlijk fris waren (Kunming en Dali liggen op 1900 meter hoogte), nog een tikkie kouder werden – Lijiang ligt op 2500 meter hoogte. Gelukkig liepen de temperaturen elke dag na 10 uur ‘s ochtends snel op tot ruim boven de 20 graden Celsius. Evenals Dali heeft Lijiang een stevige restauratieve facelift ondergaan (onder meer na een zware aardbeving in 1996), maar is dit hier met duidelijk meer besef van historie gedaan. Hoewel bijna alle gebouwen in het centrum een toeristische functie hebben gekregen is het oude centrum met flagstone straten, de talrijke stroompjes die Lijiang haar eigen karakter geven, de lage huizen van steen en hout en op de achtergrond de eeuwig besneeuwde piek van Jade Dragon Snow Mountain (Yulong Xueshan, 5500 meter) bijzonder sfeervol en fotogeniek.
Jade Dragon Snow Mountain vormde ook onderdeel van het decor van Lijiang Impressions, een visueel spektakel in een openluchttheater op 3100 meter hoogte. Onder regie van drie bekende Chinese regisseurs (waaronder Yang Zhimou) werd met 500 mensen van lokale minderheden en 100 paarden een grootse show opgezet die de voor Chinese begrippen hoge entreeprijs van 190 Yuan (19 Euro) meer dan waard was. Alleen jammer dat ons bij de aanschaf van het ticket niet was verteld dat we ook nog een entreebewijs van 160 Yuan moesten kopen voor toegang tot de berg (Chinezen zijn namelijk erg goed in het vragen van entreegeld voor bergen, parken, dorpjes, etc. – publiek domein lijkt niet te bestaan zodra het toeristisch enigzins interessant wordt). Maar goed, we hebben er wel een heus Chinees tourgroeppetje aan overgehouden, een kostbaar bezit……
Het was z’n geld bovendien meer waard dan het optreden van het Naxi Orkest (de Naxi vormen de belangrijkste bevolkingsgroep in Lijiang), dat met 130 Yuan ook aan de prijs was, maar dat voor de helft van de tijd vooral bestond uit veel gepraat. Het zal wel geweest z ijn om de soms hoogbejaarde muzikanten (het orkest telde een aantal 80-plussers), af en toe te laten bijkomen, al kregen we tijdens een dagje toeren met auto en gids langs plattelandsdorpjes rondom Lijiang de indruk dat de Naxi een taai volkje zijn getuige de vele oude, verweerde en gerimpelde vrouwtjes die in manden op hun rug de nodige landbouwproducten meetorsten. Landbouw bedrijven is in deze regio overigens nog altijd vooral handwerk, van het bemesten, zaaien en ploegen tot en met het maaien, oogsten en dorsen. Gemechaniseerd is maar weinig, de belangrijkste hulp in het zware werk zijn vooral de buffels.
Toen een koufront over Zuid-China trok (onze laatste dag in Lijiang kwam het kwik amper boven de tien graden uit), werd het tijd om warmer oorden op te zoeken. Voor een stukje gemak en snelheid kozen we voor vliegen van Lijiang naar Guilin via Kunming. Omdat voor het eerste traject alleen nog maar business class tickets beschikbaar waren op de door ons gewenste reisdag, zagen we ons genoodzaakt eerste klas te vliegen. In de aparte VIP-lounge op het vliegveld zag je ze al denken dat wij verkeerd waren gelopen. Echt spannend was het allemaal niet, ook al omdat de vlucht maar 40 minuten duurde, maar we hebben toch even mogen ervaren hoe het is om voor het gordijntje te zitten. Chinezen blijken overigens een vreemd idee van een vliegtuigmaaltijd te hebben. Tijdens de tweede vlucht kregen we een rol droge kaakjes als avondmaal. Volgens het opschrift was dit echter wel degelijk ‘aviation food’……
Vanuit Guilin namen we meteen de bus naar Longsheng en vervolgens Ping’an. Doel waren de rijstterrassen van Longji (ook wel Dragon’s Backbone rijstterrassen genoemd). Omdat de bovenste regionen van de rijstterrassen niet per auto bereikbaar zijn moesten we om Ping’an te bereiken nog een half uur flink bergop sjouwen. Het aanbod van kleine vrouwtjes om onze rugzak omhoog te laten dragen sloegen we beleefd af. Dat vonden we toch een beetje vreemd om te laten doen, al zullen ze een rugzak van 16 kg ‘peanuts’ vinden – ze zijn zwaarder gewend. We vonden onderdak in een hoekkamer op de bovenste verdieping van een de duurste hotels van Ping’an (wij betaalden 100 Yuan per nacht), waar we naar twee kanten een prachtig uitzicht hadden over het dorp en de terrassen.
In Ping’an werd druk getimmerd, gezaagd en geboord om het dorp in de toeristische vaart der volkeren op te laten stoten, maar tijdens wandelingen over de terrassen vonden we een kwaliteit waarvan we dachten dat die in China niet meer bestond: rust en stilte. Tijdens wandelingen van 15 en 6 km lengte naar naburige dorpjes was het uitgebreid genieten van het terrassenlandschap waaraan honderden jaren is gewerkt om het zijn huidige vorm te laten krijgen. Het resultaat is een ruraal kunstwerk dat ook wanneer je – zoals wij – op een ietwat ongunstig tijdstip langskomt nog altijd veel indruk maakt. Tijdens de langste wandeling werden we 2,5 uur vergezeld door een roze stalkster, een vrouw van het lokale Zhuang volk, die hoopte dat we bij haar zouden lunchen. 20 Yuan voor een lunch van koude witte rijst vonden we echter wel erg gortig (rijst is normaal 2 Yuan). Toen we wegliepen kregen we vervolgens het halve dorp achter ons aan: ‘mi fan, mi fan’ (‘rijst, rijst’). Met de rust was het toen wel even gedaan……
Rust vonden we echter weer in Chengyang. Dit plaatsje ligt net iets te ver van de gebaande paden om echt veel toeristen te kunnen trekken, al zal dat veranderen als de nieuwe weg tussen Longsheng en Sanjiang (dat 18 km van Chengyang ligt) klaar zal zijn. Nu was het nog 2,5 uur schudden en hobbelen. We kwamen vooral naar Chengyang voor de zogeheten wind-en-regenbruggen, waarom de regio bekend staat. In Chengyang staat – zo is de algemene opinie – de mooiste. We bleven hier langer dan gepland. Het weer was overdag heerlijk warm, de omgeving met tal van kleine dorpjes van de Dong-minderheid was schilderachtig en pittoresk en ons kleine en eenvoudige familiehostel op letterlijk een steenworp afstand van de brug beschikte over een kleine veranda waar we lekker in een boek konden gaan zitten lezen, konden luisteren naar het geknor van het veel te vette huisvarken in z’n veel te kleine hokje, het stromende water in de rivier en het geratel en gekraak van de waterwielen die het land bevloeiden of kijken naar de boeren die hun oogst binnen haalden.
Als we niet op de veranda zaten wandelden we door de dorpjes in de omgeving waar veel huizen werden opgeknapt (met baksteen en gelakt naaldhout, weer eens wat anders dan het in steden zo populaire beton-met-witte-tegeltjes design), gingen we heel vroeg naar bed (vooral toen er 40 uur geen elektriciteit was) en gingen we met de bus naar de lokale markt in het dorpje Linxi, dat niet zo schilderachtig was als werd gesuggereerd, maar wel heel erg authentiek, inclusief de polsvoelende en vage poedertjes verstrekkende geneesheer en druk plamurende gebitsrestaurateurs die hun plaats hadden ingenomen tussen de slagers groente- en fruitverkopers en varkens-, eenden- en kuikenhandelaars. Nu bevinden we ons weer in het hart van druk toeristisch China, in Yangshuo, waar we na een korte stop in Guilin, een paar dagen zullen blijven. Onze reis zit er bijna op. Nog tien dagen te gaan en dan zijn we weer thuis. We zullen dan via de weblog zo spoedig mogelijk onze laatste ervaringen met jullie delen.
Groetjes, Roel en Eugenie


Thuis na een lange reis, 25 November 2007
Na in 3,5 maand circa 41.000 kilometer te hebben afgelegd zijn we donderdag weer thuis gearriveerd. Bijna 17.000 km hebben we gevlogen, 15.000 km hebben we gespoord, ruim 7.000 km werd over de weg afgelegd en naar schatting 640 km zaten we op een boot. Zonder alle korte taxi-, bus-, fiets- en metroritten cq bootochtjes mee te tellen zijn we meer dan 22 dagen alleen maar onderweg geweest. We zaten iets meer dan een dag in het vliegtuig, 9,5 dag in de trein, 4,5 dag in de bus, 3 dagen in de auto en 4 dagen op een boot. Als je er over nadenkt zijn het indrukwekkende getallen – niet meer dan passend voor een reis naar een land dat graag met indrukwekkende cijfers schermt. We zijn ook op dat vlak aardig geintegreerd geraakt in China.
De laatste anderhalve week van onze reis was het echte China-gevoel echter al een beetje op de achtergrond geraakt. We waren er al voor gewaarschuwd dat onze laatste bestemming op het vasteland van China – Yangshuo – een buitenlanderskolonie zou zijn. Het was de reden dat we er minder dagen verbleven dan vooraf gepland. Dat bleek een terechte keuze. Het ‘blanke’ karakter van Yangshuo viel weliswaar mee – het was geen hoogseizoen meer -, maar wij vonden Yangshuo toch wel een beetje gehyped. Het karstlandschap waaraan Yangshuo en omgeving haar faam ontleent was mooi (en heiig), maar we hebben tijdens onze reis fraaiere landschappen gezien. En dat Yangshuo verder disco’s, pizza, patat en steak te bieden heeft interesseerde ons niet zo. Het zal daarom ook niet in onze persoonlijke China toptien komen te staan.
Het neemt niet weg dat we er een paar leuke dagen hebben doorgebracht. We hebben de omgeving met de karstbergen die uit het verder vlakke platteland omhoog priemen op de fiets verkend, een bamboetochtje gemaakt op de Yulong rivier en (vanaf het verstilde, oude rivierdorpje Xingping) een wat tegenvallend boottochtje op de Li-rivier. Verder hebben we vooral gerust. Voor dat laatste weken we drie dagen uit naar het Snow Lion Resort enkele kilometers buiten Yangshuo gelegen vlakbij de Li rivier. Het was met 250 Yuan (= 24 euro) per nacht ons duurste overnachtingsadres in China, maar daar kregen we dan wel een ligbad en een tweepersoonsbed (het eerste sinds twee maanden) met de zachtste matrassen van deze trip voor terug. We konden hier heerlijk luieren, lekker en betaalbaar eten en romans over China lezen die we onderweg hadden opgepikt. Het was leuk om daarin allerlei dingen te herkennen die overeenkwamen met onze eigen ervaringen.
De enige avondexcursie bestond uit de avondshow Impressions Liu Sanjie, die net als Impressions Lijiang – zie vorige blog – onder regie stond van Zhang Yimou. De show had net als in Lijiang 500 acteurs (en kleine bijrollen voor 13 aalscholvers en een waterbuffel) en vond plaats op de Li rivier met op de achtergrond de schemerige en soms kleurig verlichte karstbergen. Wij vonden de show minder indrukwekkend dan Impressions Lijiang. Het miste de kracht en dynamiek van die show en had meer het karakter van een rustige vertelling.
Vanuit Yangshuo gingen we vervolgens met de slaapbus naar Shenzhen, dat vanwege z’n positie vlakbij Hong Kong en een speciale economische status in twintig jaar tijd van een klein vissersstadje uitgroeide tot de rijkste stad van China en zo’n tien miljoen inwoners. De slaapbus bood verdeeld over drie rijen en twee lagen plaats aan maximaal 42 passagiers. Hoewel Roel blij was dat hij precies in z’n bedje paste kwam er van slapen niet veel terecht. We hadden voor een paar euro extra voor een luxere bus geopteerd, maar de weg bleek vaak zo hobbelig dat de REM-slaap 12 uur lang een droom zou blijken te zijn. De stad Shenzhen heeft reizigers weinig te bieden behalve de mogelijkheid om hier China te verlaten en Hong Kong binnen te gaan.
Ja, je leest het goed. Hong Kong mag dan in 1997 door de Britten zijn teruggegeven aan China, een grens is er nog altijd. Ons visum voor China werd afgestempeld en we kregen bij de immigratie naar Hong Kong een keurig stempeltje in het paspoort dat we 90 dagen in Hong Kong mochten blijven. Niet alleen administratief, ook psychologisch betraden we ander land. Hong Kong kun je volgens ons het best vergelijken met een enorm China Town (HK telt 7 miljoen inwoners) in een westerse stad. Noem het maar ‘China Light’ (zeker als je eerst in China bent geweest); er wordt ruimschoots Engels gesproken, westerse voedingsproducten zijn volop verkrijgbaar, er staan hoge boetes op spugen op straat, het willekeurig wegsmijten van afval of roken in openbare gelegenheden en er wordt (naar Britse gewoonte) keurig in de rij gewacht bij tram of bus.
Aan het feit dat er in tegenstelling tot de rest van China links wordt gereden, er een smeltkroes van nationaliteiten over straat loopt en dat Hong Kong een eigen munteenheid heeft (de Hong Kong Dollar, die een fractie minder waard is dan de Yuan) houd je ook het gevoel over in een ander land te zijn. Dat elke bank zijn eigen bankbiljetten uitgeeft waardoor je bijvoorbeeld soms met vier verschillende briefjes van 100 HKD op zak loopt maakt de zaken er niet duidelijker op. Wel werd ons meteen duidelijk dat die HKD’s beduidend sneller te portemonnee kunnen verlaten dan de Yuan. Het prijsniveau ligt in Hong Kong al snel twee/drie keer zo hoog als in China. Goedkope accommodatie is uberhaupt lastig te vinden. Wij hadden mazzel in het centrale stadsdeel Kowloon voor 160 HKD een kamer met gedeelde badkamer te kunnen scoren op de 15de verdieping van de Mirador Mansions, een verzamelcomplex van kleine – veelal uitgewoonde – hotelletjes, lokale kantoortjes, naaiateliers en winkeltjes aan Nathan Road, de bekendste winkelstraat van Hong Kong.
De mooie centrale ligging ging wel gepaard met wat geluidsoverlast, maar we waren ‘s avonds steeds zo moe dat we als een blok sliepen op het (weer) eens harde matras. Tussen het shoppen door probeerden we op verschillende manieren de imposante skyline van Hong Kong te bewonderen, al was dit vanwege de smog niet altijd even eenvoudig. Maar door met de beroemde Peak Tram naar Victoria’s Peak te gaan, de 800 meter lange Mid Level Escalators te nemen, met de meer dan honderd jaar oude Star Ferry een tochtje door de haven van Hong Kong te maken en ‘s avonds de dagelijkse (en naar wij vonden wat tegenvallende) Symphony of Lights – een sound & light show waarin 40 flatgebouwen figureren – te aanschouwen kregen we toch een goede indruk.
Vanuit Hong Kong was het ook mogelijk om met een snelle ferry in een klein uurtje naar Macau te gaan. Net als Hong Kong werd Macau, dat circa een half miljoen inwoners telt, in 1997 weer teruggegeven aan China. Ook hier geldt echter nog steeds een status aparte. Dit betekende dat het hele circus van de paspoortcontrole zich weer herhaalde en we lekker stempeltjes konden verzamelen: Hong Kong uit, ferry, Macau in en op de terugweg weer Macau uit, ferry, Hong Kong in. Wel konden we in Macau gelukkig met HKD’s betalen (Yuan had ook gekund) en hoefden we niet de lokale munt, de pataca, te pinnen. Dat doen ze natuurlijk voor de vele bezoekers uit Hong Kong en China die naar Macau komen om te gokken in een van de veertig casino’s de voormalige Portugese kolonie rijk is. In China en Hong Kong zijn casino’s namelijk verboden.
Van buiten zagen de casino’s er – uitzonderingen daargelaten, zoals het nieuwe nog niet helemaal gereed zijnde Grand Lisbao – niet al te indrukwekkend uit, maar toch schijnt er jaarlijks meer geld te worden omgezet dan in de glimmende en decadente gokpaleizen in Las Vegas. Misschien dat ze van binnen wel de bijbehorende pracht en praal vertoonden. Dat hebben we helaas niet met eigen ogen bewonderd – we waren niet gepast gekleed, maar het ontbrak ons sowieso aan tijd. We waren namelijk vooral gekomen om door de straten van het oude stadscentrum te slenteren. Hoewel vormloze hoogbouw (ook) in een groot deel van Macau de boventoon voert, waren er toch wel degelijk de nodige Portugese invloeden te vinden. Met koloniale gebouwen en kerken in pasteltinten, intieme pleintjes, straten met kinderkopjes en zo nu en dan mediterrane muziekklanken waande je je toch in een ander land.
We sloten onze reis af met een bezoek aan Disneyland Hong Kong. Nadat we onze bagage ‘s ochtends al hadden ingecheckt op het station van de Airport Express in Kowloon, hadden we de rest van de dag de handen vrij om op de foto te gaan met Mickey en Mini Mouse, Goofy, Pluto, Winnie de Pooh en Ioor, de verschillende ‘rides’ te doen (zoals Space Mountain) en twee shows te bezoeken, The Golden Mickey’s en Festival of the de Lion King (deze was van heel hoog niveau). (Helaas bleek bij thuiskomst dat de foto’s van Disneyland niet meer op het geheugenschijfje staat, als iemand weet hoe ze weer tevoor schijn zijn te halen, dan aanvaarden we graag hulp).
Omdat het park wat kleiner is dan z’n Amerikaanse en Europese tegenhangers en het niet zo druk was werd het een relaxed dagje. Na het afsluitende vuurwerk konden we dan ook goed gemutst (want je wordt toch wel vrolijk van zo’n bezoek) en rijkelijk voorzien van Disney-memorabilia koers zetten richting luchthaven waar we onze laatste troef (waarop vele andere China-reizigers jaloers waren) uitspeelden; de vlucht met Oasis Hong Kong Airlines naar Londen Gatwick. Het ticket had ons slechts 154 euro pp gekost. Met twee kaartjes van zo’n 40 euro van Easyjet naar Amsterdam hadden we niet goedkoper thuis kunnen komen.
Al met al zijn de kosten ons toch al meegevallen, ondanks de vele reiskilometers, we ons vooraf hadden voorgenomen niets vanwege de kosten te laten schieten en de eerder beschreven rare Chinese gewoonte om voor dorpen, parken, tempels of natuurfenomenen die elders in de wereld gratis bezocht zouden kunnen worden entreegeld te heffen. Het meest lachwekkende voorbeeld vonden we nog de Banyan-boom in Yangshou waaraan een legende was verbonden. Ze vroegen vervolgens 18 Yuan entree, alleen maar om een boom te zien…. We lieten die eer aan ons voorbijgaan. Maar verder is het reizen door China ons enorm meegevallen. We zijn er geen van beidjes ziek geworden, we zijn altijd zonder problemen op de plaats van bestemming gearriveerd, we hebben geen honger geleden (Roel was zelfs een kilo aangekomen) en we hebben enorm veel mooie en indrukwekkende dingen gezien. We hoorden van veel andere reizigers dat hen – net als ons – was afgeraden individueel door China te reizen. Het zou te lastig zijn. Ons antwoord: onzin.
Groetjes, Eugenie en Roel

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Roel en Eugenie

Roel en Eugénie trekken de wijde wereld in.

Actief sinds 16 Sept. 2011
Verslag gelezen: 602
Totaal aantal bezoekers 115715

Voorgaande reizen:

25 September 2015 - 08 November 2015

Peru, Bolivia, Chili en Paaseiland

13 Maart 2015 - 29 Maart 2015

2015 Midden - Oosten

14 November 2014 - 13 December 2014

2014 Myanmar

01 Juli 2013 - 01 Februari 2014

2013 Wereldreis

21 December 2012 - 30 December 2012

2012 Riga en Vilnius

19 September 2012 - 21 Oktober 2012

2012 USA

12 Juni 1969 - 31 Augustus 2012

Wij zijn geweest in............

07 Oktober 2011 - 06 November 2011

2011 Japan

08 Oktober 2010 - 08 November 2010

2010 India

14 September 2009 - 14 Oktober 2009

2009 Zuid-west Amerika

07 Oktober 2008 - 11 November 2008

2008 Marokko

09 Augustus 2007 - 24 November 2007

2007 Tibet, China, Rusland, Mongolie,

12 Oktober 2006 - 17 November 2006

2006 Zuid India

11 November 2005 - 21 December 2005

2005 Thailand - Cambodja

30 November 2002 - 30 November 2002

2003 Mali - Ghana - Burkina Faso

30 November 2001 - 30 November 2001

2002 Vietnam

30 November 2003 - 30 November -0001

2004 Sri Lanka

Landen bezocht: